Herpetologische waarnemingen op Lesbos

Het pitoreske haventje van Skala Kallonis

                                                                                                                          Tekst en foto's Jelle Hofstra

 

INLEIDING

Vanaf 2003 hebben mijn vrouw en ik elk jaar het Griekse eiland Lesbos bezocht en daar waarnemingen gedaan aan de herpetofauna. Steeds vanaf half mei bezoeken wij dit - nog niet door toeristen overspoelde - eiland elk jaar drie of vier weken lang en steeds op dezelfde plek, namelijk het vissersplaatsje Skala Kallonis. De omgeving daar is vrij vlak en met de fiets dus uitstekend te verkennen. In de maand mei kan het daar al bloedheet zijn. Niet echt optimaal weer dus om dan reptielen en amfibieën te vinden. Maar ondanks dat we al die jaren echter steeds een ’hittegolf’ mee maakten, is het aantal soorten (23) dat wij tot nu toe vonden toch vrij redelijk te noemen, temeer om dat de ’s nachts levende soorten niet werden meegenomen.

Lesbos is een schitterend eiland voor de natuurliefhebber. Duizenden vogelaars komen hier elk jaar om de trekvogels te bestuderen, maar ook zij die de herpetofauna een warm hart toedragen kunnen hier aan hun trekken komen. Lesbos ligt op een afstand van ongeveer 15 kilometer ten westen van Turkije en is met zijn oppervlakte van 1630 km² een van de  grootste Griekse eilanden in de Egeïsche zee. Helaas is het eiland erg vervuild. Na op de vingers te zijn getikt door de EU, omdat niet aan de doelstelling van de bescherming van de flora en fauna werd voldaan, merkten we de laatste jaren echter dat er langzaam een kentering in het denkpatroon van de Grieken komt.

De groene kikker is erg variabel van kleur

Amfibieën

GROENE KIKKER  Rana bedriagae

De groene kikkers zijn er rondom Skala Kalloni zeer talrijk. Overal waar water is worden ze gezien en gehoord. Zowel ’s nachts als overdag zijn de luide kikkerconcerten niet van de lucht. Het gaat om een flink uit de kluiten gewassen, groene kikker. Wat de roep betreft, maar ook de kleine, platte metatarsusknobbel, heeft het dier veel weg van de Meerkikker Rana ridibunda, zoals ook lang gedacht is. Echter, de Duitse onderzoeker Jörg Plötner die studie aan deze dieren heeft verricht, meldt dat het DNA van deze dieren sterke gelijkenis vertoont met die van het Anatolische vasteland (Turkije). Het dier luistert nu naar de naam Rana bedriagae. De dieren, die erg variabel van kleur zijn, zitten vaak uren in de brandende zon en worden in de plaats Kalloni bij honderden in een dan bijna droge betonnen rivierbedding gezien. Het valt op dat ze graag groepjes vormen.

Zonnende Boomkikker

BOOMKIKKER  Hyla arborea

Langs het Meer van Kalloni en nabij de plaats Metòchi vinden we op onze zoektochten elk jaar maar een enkele Boomkikker. De dieren zitten dan op takken van de bosjes rond het meer. Ook worden ze gezien op de bladeren van een bamboeachtige rietsoort. De oorzaak van het weinig zien van deze soort is vermoedelijk de grote drukte overdag. Dit is namelijk een zeer geliefde plek voor de vele vogelaars die rond deze tijd het eiland in hun ’bezit’ nemen. Maar ook door de voortreffelijke schutkleur zijn deze fraaie helgroene kikkertjes in de struiken erg moeilijk te vinden. Alleen ’s nachts blijkt dat er grote hoeveelheden dieren moeten zitten. Hun gekwaak - samen met dat van de groene kikker - maakt dan een oorverdovend lawaai. In Skala Kallonis werden langs een drassig terrein honderden juveniele dieren gevonden. Ze zaten grotendeels in de - tussen het water en de weg groeiende - struiken van de Dille. Sommigen waren pas gemetamorfoseerd en nog in het bezit van een flinke staart. Zo telden we over een afstand van ongeveer 50 meter meer dan 85 exemplaren. Ze zitten overdag langdurig in de brandende zon en laten zich dan goed bekijken. Om uitdroging door de zon tegen te gaan, maken ze zich bolvormig, sluiten de ogen en trekken de ledematen onder het lichaam. Opvallend is hier ook weer de verschillende kleurschakeringen van de jonge diertjes. Behalve groene en bruine, worden zelfs goudkleurige dieren gevonden.

Groene padden in amplexus

GROENE PAD  Bufo viridis

In al die jaren zijn door ons op Lesbos – pas na een regenbui – maar enkele volwassen exemplaren van de Groene pad gevonden. Wel vonden we zo nu en dan een enkel verkeersslachtoffer na een nachtelijk regenbuitje. Juvenielen echter laten zich wel zien. Bij een plas, die toen helaas nog gebruikt werd als vuilstort, wemelde het in 2003 van de pas gemetamorfoseerde Groene padjes. Werkelijk duizenden. Ook in de bijna drooggevallen rivierbedding in Kalloni worden er elk jaar vele honderden Groene padjes geteld. Sommige plekken kleuren donker van de dicht opeen zittende diertjes. Op onze fietstochten langs de 'Eastriver' naar Kalloni zien we elk jaar weer juveniele padjes het pad oversteken. Het pad is met een soort gravel bedekt en kurkdroog, terwijl de temperatuur soms tegen de 40 graden C loopt. Om verwarring met de groene kikker te voorkomen – die vaak dezelfde kleur hebben, maar volgens ons veel later metamorfoseren - worden de 10-12 mm grote diertjes onder een loupe bekeken en wordt gezocht naar de aanwezigheid van de parotoïden (oorklieren).

 

Mannetje van de Reuzensmaragdhagedis

 

Reptielen 

Hagedissen

REUZENSMARAGDHAGEDIS  

Lacerta trilineata

Reptielen zien we genoeg tijdens onze wandel- en fietstochten. Vooral de fraaie groengekleurde Reuzensmaragdhagedis wordt erg vaak waargenomen. Het dier bewoont tal van biotopen. We vinden het dier in de tuin van ons appartement, in struikgewas, bermen en op rotsformaties. De dieren krijgen een kop-romplengte van 16-20 cm. De mannetjes zijn effen groen van kleur met een blauwe vlek achter de kaken. De vrouwtjes vertonen lichte lengtestrepen over de rug. Jonge en halfwas dieren zijn bruinachtig met drie of vijf lichtgekleurde lengtestrepen op rug en flank. De Reuzensmaragdhagedis is nauw verwant aan Smaragdhagedis Lacerta viridis. De jongen van de Smaragdhagedis zijn te onderscheiden van de Reuzensmaragdhagedis doordat ze twee of vier lichte strepen hebben. Overigens levert een goede determinatie op Lesbos geen moeilijkheden op, aangezien de Smaragdhagedis hier niet voorkomt. Vrouwtjes zetten gewoonlijk 7-14 eieren af, de jongen worden ongeveer na 11-14 weken geboren.

De Slangenooghagedis dankt zijn naam aan de vergroeide oogleden

SLANGENOOGHAGEDIS  Ophisops elegans

De Slangenooghagedis wordt heel wat minder vaak gezien. Waar ze voorkomen kunnen ze overigens zeer talrijk zijn. Dit slanke, tot 19 cm lang wordende hagedisje heeft de naam te danken aan de aan elkaar vergroeide oogleden. Deze vormen daardoor een doorzichtig venster op de manier die bekend is van gekko’s en slangen. De bruingekleurde dieren – die in het voorjaar meerdere kleuren vertonen - hebben twee dorsale en twee laterale gele lengtestrepen. Deze nieuwsgierige, maar niet erg snelle diertjes leven in uitgesproken droge streken. De grond kan stenig zijn zoals de Griekse eilanden, maar ook leemachtig, met meestal een spaarzame begroeiing. Gewoonlijk worden 3-4 eieren 2 tot 3 keer per jaar afgezet, die tijdens de incubatie nogal opzwellen.

De Hardoen zont op de hete rotsen

HARDOEN  Laudakia stellio

Behalve Engelsen en dolle honden, zijn geen levende wezens zo gek om op het heetst van de dag in de zon te gaan zitten, heb ik ooit eens gelezen. Ik zou de Hardoen hier aan toe willen voegen. Als alle dieren al een goed heenkomen hebben gezocht, ligt deze hagedis nog volop te zonnen op de door de zon geblakerde rotsen. De Hardoen valt onder het geslacht Laudakia dat wijd verspreidt is in Afrika en Zuid-Azië. Slechts één soort komt in Europa voor. Volwassen dieren kunnen een lengte krijgen tot ongeveer 40 cm. De kleur van de dieren die wij vinden zijn vrij donker met beigeachtige vlekken. De dieren zijn overigens in staat iets van kleur te veranderen. De huid op de rug en flanken is bobbelig van structuur, de staart is bedekt met sterk gekielde schubben. Hun voedsel schijnt te bestaan uit grote insecten zoals kakkerlaken, kevers en sprinkhanen, hoewel ook zacht fruit en bloemen worden gegeten. De dieren zijn vrij schuw en laten zich moeilijk fotograferen. Bij het naderbij komen verdwijnen ze in de spleten van de rotsen, om na ongeveer tien minuten weer voorzichtig te voorschijn te komen. De Hardoen staat bekend om zijn ja-knikkende bewegingen die het dier met de kop maakt. Het vrouwtje legt 6-10 eieren per keer.

De Scheltopusik stulpt zijn hemipenis naar buiten

SCHELTOPUSIK  Ophisaurus apodus

Onze eerste kennismaking met de Scheltopusik betrof een doodgereden exemplaar dat aan de kant van een met gravel bedekte weg werd gevonden. De Scheltopusik is een hagedis zonder ledematen en in feite een grote, onschuldige Hazelworm Anguis fragilis, die bijna anderhalve meter lang kunnen worden. Ze zijn dan zo dik als de onderarm van een kind. Het dier verschilt van de Hazelworm door een zijdelingse lengtegroef en het hebben rudimentaire stompjes aan weerszijden van de cloaca. Deze enkele millimeters kleine stompjes wijzen er op dat de voorvaderen ooit poten bezaten. De lengtegroef wordt bij elke ademhaling van het dier verwijdt of vernauwd. De hoekige kop loopt spits toe en is vaak lichter van kleur dan de lichtkastanjebruine bovenzijde. De schubben zijn ruitvormig. Het dier voelt erg stijf en stug aan en mist de soepelheid van een slang. Een mannelijk exemplaar dat we voor het maken van een foto even in de hand hielden, stulpte de hemipenis als twee cactusvruchten naar buiten Veel dieren worden helaas doodgereden op zandige landweggetjes bedekt met gravel. De dieren komen hier maar moeilijk op vooruit en aangezien de Grieken zo snel rijden als maar enigszins mogelijk is, is plotseling remmen op deze gravel gevaarlijk. Overigens stoppen Grieken zelden voor een reptiel. De Scheltopusik zet 6-10 eieren af en de jongen zij bij de geboorte slechts10-12 cm. Zeer jonge dieren van de Scheltopusik zijn door ons nog nooit gevonden. Deze leven schijnbaar erg verborgen. Wel werd zowel een dood als een levend dier gevonden van ongeveer 50 cm. De dieren zijn dan lichtgroen van kleur met donkere dwarsbanden. De Scheltopusik voedt zich met o.a. huisjes- en naaktslakken, maar ook harde insecten en muizen.

De Europese Tjitjak is een nachtdier

EUROPESE TJITJAK 

Hemidactylus turcicus

De tot de gekko’s behorende Europese Tjitjak vinden we ’s avonds op de muren van ons appartement in het schijnsel van de buitenlamp. Het zijn voor gekko’s slanke diertjes met een grote kop en grote ogen, waarmee ze uitstekend kunnen zien. Deze ogen zijn bedekt met een doorzichtige ’bril’ zoals bij slangen het geval is en kunnen dus niet worden gesloten. De kleur van de diertjes is rose-beige en de transparant lijkende huid, die fluweelzacht aanvoelt, is bezet met korrelachtige uitsteeksels. Het dier is in staat om van kleur te veranderen en zich enigszins aan te passen aan de ondergrond. De Europese Tjitjak is een echte cultuurvolger die, wachtend in het licht van de lamp, toevallig voorbijkomende insecten vangt. Voor dit doel laten we ’s avonds dan ook de buitenlamp branden. De hagedisjes moeten zeer voorzichtig worden gehanteerd, aangezien ze snel hun staart loslaten. Vrouwtjes zetten enkele keren per seizoen 1 of 2 eieren af onder stenen, onder dode vegetatie of in de grond.

Twee exemplaren van de Slanke wormslang die onder een steen werden gevonden

Slangen

SLANKE WORMSLANG 

Typhlops vermicularis

De Slanke wormslang leeft hoofdzakelijk in de grond in tamelijk open terreinen met verspreid liggende stenen. Het dier maakt smalle gangen in de bodem op de manier als wormen dat doen. Ze kunnen worden gevonden door iets ingebedde stenen te keren. In de zomer houden deze slangen zich dieper in de grond op. Dankzij enkele regenbuien werden bij het keren - behalve schorpioenen Bhuttus occitalis - in totaal zes dieren gevonden. Op een avond rond 22.00 uur werd nog een levend exemplaar op de weg gevonden onder het schijnsel van een lantaarn en tot twee keer toe werd een dood exemplaar gevonden. Het dier lijkt op een glanzende, droge worm, maar het lichaam heeft geen segmenten en is bovendien bedekt met kleine, glanzende schubjes. Deze slang kan een lengte krijgen van ongeveer 35 cm. Het uiteinde van de staart is dikker dan de kop. Het grootse exemplaar dat we vonden had en lengte van 29 cm. De ogen zijn erg klein en rudimentair en bedekt met schubben. Ze kunnen alleen licht en donker onderscheiden. Om voedsel te zoeken gebruikt het dier het reukorgaan in plaats van de ogen. Het voedsel bestaat in hoofdzaak uit mieren en mierenpoppen. In mei en juni legt het vrouwtje - dat niet van het mannetje te onderscheiden is – ongeveer 6-7 eieren met een lengte van ongeveer 11 cm.

Sjoukje Hofstra toont een onschuldige Dobbelsteenslang

DOBBELSTEENSLANG  Natrix tessellata

De Dobbelsteenslang werd door ons in meerdere watertjes gezien. Zo ook in een watertje nabij het Meer van Kalloni. Het ging hier om tal van dieren die met het warme weer voortdurend heen en weer zwommen. De lengte van de dieren is ongeveer 80-100 cm en de kleur overwegend grijs met gelijkmatige donkere vlekken. De kleur kan echter variëren. Er werd in deze vijf jaren zelfs tot tweemaal toe een geheel zwarte Dobbelsteenslang gezien. Deze slang is meer dan welke Ringslang dan ook aan het water gebonden. Het merendeel van zijn tijd brengt het dier hierin door en het kan aanzienlijk lang onder water blijven. Het voedsel bestaat bijna geheel uit vis. Evenals onze Ringslang bijt het dier zelden, en scheidt ook hij een vies ruikend secreet af uit de cloaca.

Jonge Gestreepte Ringslang

GESTREEPTE RINGSLANG 

Natrix n. persa

De Ringslang Natrix natrix kent meerdere ondersoorten. Komt in ons land de ondersoort Natrix n. helvetica voor, op Lesbos vinden we de ondersoort Natrix natrix persa. Het dier gedraagt zich precies eender als onze eigen ondersoort. Ook de tekening komt wel in grote lijnen overeen, met dit verschil dat ze meestal twee lichte overlangse strepen op het lichaam bezitten. Nabij het moeras waar ook de Boomkikkertjes werden ontdekt, werden dezeslangen vooral gevonden. Aangezien de paartijd was aangebroken, verloren de slangen alle voorzichtigheid uit het oog. Langs de hoge kant van de weg in de berm was het een komen en gaan van de dieren. Vermoedelijk mannetjes die op zoek waren naar een partner. Ook in het water waren ze erg actief. Terwijl ik gehurkt aan de kant van het water zat om foto’s te maken, kwam gedurende een flinke poos de een na de ander Ringslang op het droge om daarna het water weer op te zoeken. Sommigen waren zich in het geheel niet bewust van mijn aanwezigheid en kropen zelfs over mijn schoenen. De dieren leken mij slanker en kleiner toe dan ik van onze Ringslang gewend ben.

De Zandboa leeft hoofzakelijk ondergronds

ZANDBOA  Eryx jaculus turcicus

De grote familie der Boa’s wordt in Europa slechts vertegenwoordigd door het geslacht Eryx. De Zandboa vertoont weinig overeenkomsten met de rest van de familie. Het dier heeft een korte, stompe staart, geen duidelijke afscheiding tussen kop en lichaam en zeer kleine ogen met een spleetpupil. De snuit hangt iets over en heeft de vorm van een beitel. Het dier bewoont dezelfde biotoop als de Slanke wormslang en ook de Zandboa werd pas gevonden na een regenbui. Bij de schemering en ’s nachts kan hij te voorschijn komen en schijnt dan tamelijk snel te zijn. Het dier wordt gewoonlijk slechts aangetroffen als het naar boven wordt geploegd of bij het keren van stenen. Ook hier moeten de stenen iets ingebed zijn. De eerste Zandboa die we onder ogen kregen was een dood exemplaar dat door vakantiegangers was gevonden nabij het Meer van Kalloni. Door het keren van talloze stenen werden uiteindelijk drie exemplaren gevonden. Ze hadden een lengte van ongeveer 30 cm en kunnen volgens de literatuur tot 80 cm lang worden. Geheel tegen de verwachting in werd een dier van 65 cm lengte op klaarlichte dag gevonden, dat op het warme zand lag te zonnen. De vrouwtjes baren 6-20 levende jongen die 12 tot 15 cm lang zijn.

Luipaardslang, een soort die niet vaak wordt gezien

LUIPAARDSLANG  Zamenis (Elaphe) situla

 

Toen we na een zoektocht terug kwamen bij ons appartement, hing er een plastic zak aan de deurknop met een briefje: pas op Luipaardslang! Inderdaad zat er een schitterend gekleurde,  maar helaas dode slang in. Het dier was overreden. De slang had een lengte van 44 cm en was gevonden door twee dames nabij het klooster van Metòchi. De Luipaardslang is ongetwijfeld de mooiste slang van het eiland Lesbos. Met zijn roodbruine en zwart omlijnde vlekken op de rugzijde (luipaardvlekken) is het een zeer opvallend dier. Ook komen in de lengte gestreepte exemplaren voor. De lengte van de slang is meestal 70-90 cm, soms een enkele keer 100 cm. De vrouwtjes worden iets groter dan de mannetjes. Bij de paring die enkele uren kan duren, worden vrouwtjes door het mannetje in de nek gebeten. De eierleggende slang die om het jaar haar eieren afzet, is overdag actief en bewoont tal van biotopen, zoals wegbermen, akkers, steenhopen en stapelmuurtjes. Het dier leeft vaak dicht bij mensen en wordt dan gevonden in oude schuren en zelfs in huizen. De Luipaardslang is een rustig dier dat zich voedt met kleine knaagdieren, jonge nestvogels en hagedissen, die worden gedood door verwurging. De trefkans is gering door zijn verborgen levenswijze. Wel wist iemand uit ons appartement te vertellen dat ze op een tocht naar Mitilini, de hoofdstad van Lesbos, een prachtige roodbruin gevlekte had gezien. Ondanks het voor komen in tal van biotopen, is het dier in al die jaren op Lesbos niet een keer door ons levend aangetroffen. In de buurt van Skala Kallonis lijkt de Luipaardslang dan ook niet echt bekend te zijn. Toen we een foto van het dier aan enkele Grieken toonde, haalden ze de schouders op ten teken dat ze het dier niet kenden. De vrouwtjes zetten 2-8 eieren af die na 6-9 weken uitkomen.

De pas door ons ontdekte Gevlekte toornslang

GEVLEKTE TOORNSLANG

Hemorrhois (Coluber) nummifer

 In 2007 werd door ons een slang gefotografeerd die we niet direct op naam konden brengen. Het dier kroop bij onze nadering net in een stapelmuurtje. Van het lichaam hebben we zo snel nauwelijks iets kunnen zien. Plotseling stak het dier de kop boven tussen de stenen uit en gaf mij de gelegenheid hem te fotograferen. Direct daarna werd de kop weer snel terug getrokken en hebben we het dier niet terug gezien. In eerste instantie werd gedacht aan een bruine variatie van de Ottoman Adder Vipera xanthina. Bij het bestuderen van de foto op de computer sloeg de twijfel toe. De slang op de foto had een ronde pupil. Gezien de kleur en tekening werd nog even gedacht aan een Vierstreepslang Elaphe quatuorlineata, maar volgens een deskundige komt deze slang op Lesbos niet voor. Het dier werd door hem dan ook gedetermineerd als een iets afwijkende Luipaardslang. Toch bleef steeds de twijfel. Opnieuw werden enkele, zowel Nederlandse als Belgische specialisten geraadpleegd. De uitkomst was verrassend en spectaculair. De slang werd uiteindelijk gedetermineerd als zijnde een Gevlekte Toornslang (oude naam Muntslang), een dier dat nog niet eerder op Lesbos was waargenomen. De slang is wel bekend van meer zuidelijk gelegen eilanden. Verder wordt hij gevonden in Aziatisch Turkije, Cyprus, zuidwest en centaal Azië en noord-oost Egypte. Deze ongeveer een meter lang wordende slang  is grijs, bruin of olijfgrijs van kleur. Het lichaam is bezet met grote, donkere vlekken, terwijl de staart gestreept is. De pupil is rond en tussen de ogen loopt een donkere baan en op de kop twee accoladeachtige vlekken. De slang leeft op steenachtige plekken die zonnig en droog liggen en struiken bevatten. Het voedsel bestaat uit kleine vogels, hagedissen en zoogdiertjes, die eerst door de slang worden gewurgd. Het vrouwtje zet per keer 4-10 eieren af.

 

De pijlslang is een erg agressief dier

PIJLSLANG  Coluber caspius

Onze eerste ontmoeting met de Pijlslang was een dier dat in de tuin van het appartement werd aangetroffen. Gewapend met de fotocamera was ik ondanks de grote hitte toch nog even op zoek naar hagedissen (over Engelsen en dolle honden gesproken). Toen ik in de hoge vegetatie geritsel hoorde en ik even rondkeek, zag ik uit een holletje onder een olijfboom een slangenstaart steken. Toen ik het dier voorzichtig naar buiten trok, dit om vooral geen wervels te beschadigen, scheen er aan de lengte bijna geen einde te komen. Het bleek een Pijlslang te zijn met een lengte van naar schatting tussen de 180-200 cm. Het dier kan zelfs tot 2.50 m lang worden en is daarmee een van de langste slangen van Europa. Het is een overdag actieve slang die zeer snel is. Het dier leeft in droge, open biotopen, met enige vegetatie, maar ook met struikgewas, stapelmuurtjes en rotshellingen. De slang valt onder de toornslangen en het dier deed zijn naam dan ook eer aan. Het ging meteen in de aanval en ik had de grootste moeite de slang – bij de staart houdend – van mij af te houden. Keer op keer bracht de slang het lenige lichaam omhoog en viel met open bek bliksemsnel aan. Hoewel het dier niet giftig is kan het gemeen bijten. Ooit werd ik in mijn pink gebeten door een Balkantoornslang Coluber gemonensis die slechts 60 cm lang was. Het dier bleef een minuut lang kauwende bewegingen maken voor het uiteindelijk losliet en ik voelde de tandjes steeds dieper en pijnlijker het vlees binnen dringen. Lostrekken is niet aan te raden vanwege de naar achteren staande tanden van de slang. Overigens leverde de kauwende slang en de heftig bloedende pink fraaie videobeelden op. Deze Pijlslang was drie keer zo lang; een reden te meer om op veilige afstand te blijven. Hoewel Grieken niets met slangen hebben wist een buurman van het appartement te vertellen, dat ze deze slang graag in hun buurt zagen, aangezien ze heel goed wisten dat het een grote muizenverdelger is. Te dicht in de buurt was echter niet meer leuk. Zo vertelde de eigenaar van het appartement eens vol trots dat hij net een grote slang – die tussen het hooi in de schuur van zijn ’farm’ zat - had onthoofd. Toen ik de man er op attent maakte dat het hier om een onschuldige en erg nuttige slang ging, haalde hij de schouders op en zei: ’beter hij dood dan ik’. Het vrouwtje zet 5-18 eieren af. De jongen zijn bij de geboorte ongeveer 30 cm lang en levendig getekend.

 

De Hagedisslang is giftig, maar niet dodelijk

HAGEDISSLANG

Malpolon monspessulanus

Een andere grote slang die op Lesbos voorkomt is de Hagedisslang. Het is een dier dat wordt aangetroffen in warme, droge biotopen en het geeft de voorkeur aan open rotsachtige en zandige terreinen, maar wordt ook wel gevonden in open bossen en bouwland. Het dier is te herkennen aan het smalle frontaalschild, de overhangende ’wenkbrauwen’, de grote ogen en de bovenkaak die voorbij de onderkaak steekt. Bij enkele verkeersslachtoffers waren al deze kenmerken goed te zien. Ook dit is een agressieve slang, waarvan de volwassen mannetjes een lengte kunnen bereiken van twee meter; de vrouwtjes worden meestal niet groter dan 1.40 m. Het dier is giftig en de giftanden staan achter in de bek. De beet bij prooidieren (hagedissen, slangen en zoogdieren) moet daarom zorgvuldig gebeuren. De prooidieren worden binnen enkele minuten gedood. Een beet bij de mens openbaart zich door stijfheid en door verlamming en zwelling van het gebeten lichaamsdeel. Er kan zelfs koorts ontstaan. Al deze symptomen verdwijnen gewoonlijk na een paar uren. Ik betrapte een Hagedisslang die net een volwassen Reuzensmaragdhagedis had gevangen en daarmee onder een struik vluchtte. Toen ik een kwartiertje opnieuw langs de plek kwam, lag de slang er nog, maar was er van de hagedis al niets meer te zien. De vrouwtjes leggen gewoonlijk 4-14 langgerekte eieren die na ongeveer twee maanden uitkomen.

De slanke toornslang is een erg snel dier

SLANKE TOORNSLANG

 Coluber najadum

De Slanke toornslang werd door ons in al die jaren slechts drie keer gevonden. Om reptielen en amfibieën op te sporen is het een beproefd middel stenen, hout en dergelijke om te keren. Op de eerder genoemde vuilstortplaats werden door ons dan ook stenen en oude dakpannen gekeerd. Onder een van die dakpannen lag een fraaie Slanke toornslang. Het is bekend dat het dier bijzonder snel is. Nog voor ik het dier kon grijpen was het al vertrokken. Verder trof ik op een ochtend een zonnend exemplaar aan op een grote steen. Een ander exemplaar schoot met grote snelheid voor mijn voeten vandaan. Zoals de naam al aangeeft is dit een slang met een slank lichaam, dat gewoonlijk niet langer is dan 80 cm. Zijn grote ogen duiden op een uitstekend gezichtsvermogen. Het voedsel bestaat uit hagedissen, kleine knaagdieren en insecten. Onmiskenbaar zijn de donkere vlekken op de halsstreek. Vrouwtjes leggen 3-16 erg langgerekte eieren, de jongen zijn bij de geboorte 30 cm lang.

De Ottoman adder is een gevaarlijk dier

KLEIN-AZIATISCHE ADDER

Vipera xanthina

De enige echte gifslang die op Lesbos voorkomt is de Klein-Aziatische Adder, ook wel Ottoman Adder genoemd. Het dier komt voor in West- en Centraal Anatolië tot ongeveer aan Kayseri, plaatselijk in Grieks en Turks Thracië en op enkele Griekse eilanden. De slang kan een lengte bereiken van 120 cm. Behalve enkele verkeersslachtoffers, hebben we slechts vier keer een levend exemplaar ontmoet. De dieren hadden een lengte van meer dan een meter, waren zo dik als de pols van een volwassen man en drie daarvan waren grijs van kleur met een zwarte zigzagstreep. De grondkleur kan echter ook bruin of zandkleurig zijn, zoals we een keer zagen. Evenals bij onze Adder Vipera berus schijnen de mannetjes contrastrijker te zijn getekend dan de vrouwtjes. De buikzijde is grijzig of rossig met een donkere marmering of vlekkentekening, zoals we konden zien bij verkeersslachtoffers. Vipera xantina is een dagactieve slang, maar op warmere delen van het jaar ook ’s nachts, iets wat ook van onze Adder wordt beweerd. Het dier is traag, maar schijnt als het geïrriteerd raakt, snel aan te vallen. Wat de giftigheid betreft kan gezegd worden dat het een zeer gevaarlijke slang is waarvan de beet zonder behandeling fataal kan zijn. Evenals dat bij onze Adder het geval is, schijnen er overigens weinig slachtoffers te vallen. De ongelukken die er al gebeuren, zijn vaak aan onvoorzichtigheid te wijten. De Grieken weten heel goed dat de Osjà, zoals deze slang wordt genoemd, erg gevaarlijk is. De Ottoman Adder is levendbarend en werpt normaal  2-15 jongen.

 

Schildpadden

Lesbos wordt ook wel het vogeleiland genoemd. Echter voor hetzelfde geld had men het schildpaddeneiland kunnen noemen. De aantallen schildpadden zijn overweldigend. Moet men om landschildpadden echt op zoek gaan, de moerasschildpadden zijn overal massaal  aanwezig.

Zonnende Moorse landschildpadden

MOORSE LANDSCHILDPAD

Testudo graeca ibera

Een duinachtig terreintje lang de Baai van Kalloni wordt door ons al die jaren op landschildpadden onderzocht en het blijkt dat het aantal dieren helaas langzaam afneemt. Deze smalle kuststrook is naar schatting een kilometer lang en op zijn breedst 100 meter. Maar liefst rond de zestig landschildpadden werden hier het eerste jaar geteld. Het gaat op Lesbos om de ondersoort Testudo graeca ibera. Het terrein is begroeid met russen en diverse grassen, afgewisseld met bloeiende planten als Kamille en Klaproos Her en der staan stekelige struiken van een fraaie Wolfsmelk. Zoals op geheel Lesbos het geval is, is het gebied erg vervuild met allerlei troep die hier door de bewoners en badgasten wordt gedumpt. De gevonden dieren worden elk jaar door ons gemerkt met een zwarte viltstift om dubbeltelling te voorkomen. Na een aantal weken is van dit merkteken nauwelijks iets te lezen, aangezien de stift niet zo watervast is als wordt vermeld en natuurlijk door slijtage. Opvallend is dat de populatie steeds hoofdzakelijk uit jonge dieren bestaat. De kleinsten hebben een lengte van nauwelijks vijf centimeter, oplopend tot ongeveer 14 cm. Van de heel jonge dieren is het geslacht nog niet te bepalen, maar de iets oudere dieren blijken steeds vrouwtjes te zijn. Een enkele keer wordt er een volwassen vrouwtje gevonden. Het verschil in sexratio is misschien wel te verklaren. In het voorjaar zijn de mannetjes vaak op zoek naar vrouwtjes, terwijl de volwassen vrouwtjes op zoek zijn naar een geschikte legplaats. Alle schildpadden zien er steeds goed doorvoed uit, ondanks de vele teken die – vooral op iets grotere exemplaren – worden aangetroffen.

Het is niet echt duidelijk of er een kleine populatie van de Klokschildpad voorkomt op Lesbos

KLOKSCHILDPAD  Testudo marginata

Ook brachten we enkele keren een bezoek aan het ’Lesbian Wildlife Hospital’, dat wordt beheerd door het Nederlandse echtpaar Joris en Ineke Peeters-Lenglet. Gewonde en zieke dieren worden hier verzorgd om ze - indien mogelijk - weer in de vrije natuur uit te zetten. Ook de nodige operaties kunnen hier worden verricht. Ook liepen er in 2003 enkele opgevangen landschildpadden rond, waaronder een vrouwtje van de zeldzame Klokschildpad. Het dier is van het eiland zelf afkomstig. Sporadisch wordt er een dier op Lesbos gevonden en dit was het zesde exemplaar. Overigens wordt het voorkomen van deze schildpad in de literatuur nergens vermeld. Het kan dus best om ingevoerde dieren gaan. Dr. Makis Axiòtis die leeft en werkt op het eiland en daar zelf drie Klokschildpadden vond, is echter van mening dat er op het eiland een kleine populatie voor komt. (pers. med.) Joris Peeters deelt deze mening overigens. Sinds een aantal jaren worden er in het hospitaal jongen geboren die een kruising zijn tussen de Testudo marginata en Testudo graeca ibera. De bedoeling is deze bastaards ooit weer uit te zetten op het eiland. Op zich een verwerpelijk plan. Als er inderdaad van nature Klokschildpadden op Lesbos voor komen, dan zou een kweekprogramma dat aan strenge eisen voldoet en goed onder controle staat, waarschijnlijk de enige realistische mogelijkheid zijn tot redding van de populatie.

Wij hebben hierover contact op genomen met de beheerders van het ’Lesbian Wildlife Hospital’. En met succes. In 2006 kregen wij een berichtje dat de eerste ’zuivere’ Klokschildpad in het hospitaal was geboren. De vader is een dier dat van het eiland Paros afkomstig is.

De Kaspische beekschildpad is massaal aanwezig

KASPISCHE BEEKSCHILDPAD

Mauremys rivulata

Er is geen watertje in de buurt van ons vakantieadres of we vinden daarin de Kaspische Beekschildpad. Van alle kanten wordt het geplons van wegvluchtende dieren gehoord, zelfs in de kleinste slootjes. Deze slootjes zijn vaak erg modderig, zodat de vluchtende dieren in het water een wolk van modderdeeltjes opwerpen. Zo werden in 2003 in een langs de weg lopende sloot over een lengte van 200 meter eens meer dan 60 moerasschildpadden geteld. De schildlengten van de volwassen dieren schommelen rond de 20 cm. De dieren verspreiden als ze worden beetgepakt als afweermiddel een vieze en erg doordringende muskusachtige geur. Vaak worden er ook zeer jonge dieren gezien van ongeveer 3 cm lengte. De kleine diertjes zouden volgens deskundigen jongen van het vorige seizoen zijn. Volgens de literatuur zetten de schildpadden de eieren af rond de tijd dat wij daar verblijven – midden mei dus. Aangezien de incubatietijd ongeveer 60 dagen bedraagt, kunnen de diertjes half juli worden geboren. Ze hebben dan nog ruim twee maanden de tijd om zich vol te eten en te groeien. Bij mij in gevangenschap geboren dieren vertonen vaak na een week al de eerste groeiringen. De gevonden jonge diertjes zijn te klein om al twee maanden oud te zijn en ook de groeiringen ontbreken. De twijfel bleef. Tot we een kleintje met een schepnetje konden vangen. Bij dit diertje was het buikschild op de plek waar de dooierzak ooit gezeten had, nog niet helemaal gesloten. Een bewijs dat het diertje nog maar enkele dagen oud was. Ik denk dan ook dat dit geen diertjes van vorig jaar zijn, maar dat we hier te maken hebben met wat ’diapauze’ genoemd wordt. Een soort schrikkeldraagtijd, waarbij de groei van het embryo in het ei een poos stopt om daarna, op een meer gunstig tijdstip, weer tot ontwikkeling komen en de diertjes in de maand mei worden geboren. Deze waterschildpadden eten zowel plantaardig als dierlijk voedsel. Dat ze verre van kieskeurig zijn bleek toen we op een plek kwamen waar de dieren regelmatig met brood werden gevoerd. De dieren zijn hier zo aan gewend dat ze bij onze aankomst massaal kwamen aangepeddeld

De Europese moerasschildpad een minder vaak geziene schildpad op het eiland

EUROPESE MOERASSCHILDPAD

Emys orbicularis

De Europese moerasschildpad werd heel wat minder vaak waargenomen. De dieren zijn erg schuw en laten zich bij de minste onraad onmiddellijk in het water glijden. Er bestaan van de Europese moerasschildpad ook tal van ondersoorten. De ondersoort uit Griekenland luistert naar de naam Emys orbicularis hellenica. De Europese moerasschildpad had vroeger een veel groter verspreidingsgebied en kwam zelfs in onze streken voor, getuige een vondst van een rugpantser dat in 2002 bij opgravingen bij de Boven Tjonger bij het Friese Oosterwolde naar boven kwam. De dierresten worden op een ouderdom van 7000 jaar geschat.

De Europese moerasschildpad is een vrij donker gekleurde schildpad met een gele stralen- of vlekkentekening. Al naar gelang de ondersoort en ouderdom vertonen ze bijna alle denkbare overgangen van een volkomen donker en vlekkeloos pantser tot een heldere, straalsgewijze streeptekening. In het vaak lichter gekleurde buikschild bevindt zich een dwarsscharnier, waardoor het buikschild enigszins beweegbaar is. Hoewel vaak wordt geschreven dat Emys orbicularis de voorkeur geeft aan rustige, heldere meren, deelt hij zijn biotoop vaak volop met Mauremys rivulata. Ook van de Europese moerasschildpad werden in de maand mei pasgeboren diertjes gevonden. Deze moerasschildpad kan erg oud worden. Uit de literatuur is een geval bekend waarbij een dier in gevangenschap de leeftijd van 120 jaar bereikte.

 

Rob Veen 19.04.2017 20:23

Prachtig om te zien, en alle leuke (vogel) soorten zijn te zien of te horen.
Leuk gefilmd, met ook de persoon. complimenten.

Nieuwe reacties

01.09 | 15:26

Geen idee Karst . . .

01.09 | 15:01

Hoi Jelle,

In plaats van formol, kan het ook met ethanol 97% geïnjecteerd worden?
Groeten Karst.

14.08 | 06:41

Bedankt voor de melding Henk . . . erg jammer . . .

13.08 | 16:12

Dag Jelle,
Ik vond vanmiddag een dode adder op de butewei. Ongeveer 100 m van de kruising met de ald hearrewei en dan richting terwispel.
Vr gr
Henk pots gorre